MAP 5

 

Oorsprong van het Mestdecreet en het MAP

In 1991 werd een Europese Nitraatrichtlijn uitgeschreven voor alle lidstaten van de Europese Unie. In deze richtlijn wordt onder andere een basiskwaliteitsnorm voor het grond- en oppervlaktewater vastgelegd op maximum 50 mg nitraat per liter. Net als in andere lidstaten haalt ook Vlaanderen deze norm niet overal en moeten hieromtrent maatregelen genomen worden. Een oorzaak van de te hoge nitraatgehaltes in het grond- en oppervlaktewater is de mate waarin nutriënten wordt toegediend op de Vlaamse landbouwgronden. Deze maatregelen zijn gebundeld in het Mestdecreet, oftewel het Mestactieplan (MAP). Er is ondertussen een vijfde versie van dit decreet die in het najaar van 2015 van kracht ging.

Wat is het Mestdecreet?

Het Mestdecreet is een complexe en uitgebreide wetgeving die de productie, opslag, transport en gebruik van meststoffen (waaronder zowel digestaat als compost worden gerekend) reguleert. Deze aspecten worden via aangiftes gemeld aan de Mestbank. De Mestbank is een afdeling van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en doet de handhaving van deze wetgeving.

Zo zal de Mestbank de maximale bemesting (stikstof in fosfor) reguleren en monitoren naargelang het type mest (dierlijke mest, andere mest, kunstmest) en het bodemtype, focusgebied (N) en P-bodemklasse van de regio en bedrijf. Naast deze gebieds- en bedrijfsgebondenheid zal het MAP de bemesting en de opslag beperken ook i.f.v. het gewas en het tijdstip (uitrijverbod). Hierbij spelen ook elementen mee van facultatieve of verplichte inplanting van 'vanggewassen' en het al dan niet emissie-arm uitrijden van de meststof. Om de nutriëntenbalans in evenwicht te houden zal het Vlaamse nutriëntoverschot (N en P) niet meer op Vlaamse landbouwbodems mogen terechtkomen: meer bepaald door een systeem van mestverwerking, mestverwerkingsplicht en mestverwerkingscertificaten. Een strikte registratie en Mestbank-aangifte van de geproduceerde mest alsook rigoureuze regels inzake transport van mest is het sluitstuk van het mestactieplan. Zo moet de afzet van elke ton mest gebeuren conform de in het MAP V beschreven modaliteiten van vooraf- en nameldingen in het MTIL, door een ‘erkend mestvoerder’of  een ‘erkend verzender’, en/of via ‘burenregeling’, of (slechts) ‘registratie van kleine mesttransporten’. 

Naast dit Mestdecreet zijn er nog Vlaamse (Uitvoerings-)Besluiten die bepaalde artikelen van het Mestdecreet verduidelijken of concreet bepalen of wijzigen. Deze Uitvoeringsbesluiten worden apart van het Mestdecreet herzien en gewijzigd. 

Welke nieuwe accenten legt MAP V?

1. Strengere bemestingsnormen

Europa heeft beslist dat Vlaanderen een evenwichtsbemesting heeft bereikt betreft stikstof (N):

 

Evolutie van de gemiddelde nitraatconcentratie van het MAP-meetnet
Bron: Nutriënten in oppervlaktewater in landbouwgebied 2014, rapport VMM

Maar als we kijken naar de meetpunten die de fosfaatconcentraties weergeven dan is het meteen duidelijk waarom MAP5 strengere normering betreft fosfaten uitschrijft. 

meetpunten met en zonder overschrijding van de fosfaatnorm uit VLAREM II
Bron: Nutriënten in oppervlaktewater in landbouwgebied 2014, rapport VMM

Deze zorgen voor eutrofiëring van het oppervlaktewater, waardoor sterke algenbloei kan ontstaan. Daardoor zal het zuurstofniveau van water zeer sterk dalen omdat de micro-organismen die deze algen afbreken, veel zuurstof verbruiken hetgeen de biodiversiteit van de waterlopen verder negatief beïnvloedt. Een van de voornaamste aanpassingen in MAP5 zijn dan ook strengere bemestingsnormen voor fosfaat.

2. Werkzame stikstof-systeem is verplicht

De normering voor stikstof blijft gelijk maar elke landbouwer moet wel verplicht overstappen op het systeem van werkzame stikstof. De werkzame stikstof is de som van werkzame stikstof afkomstig van dierlijke mest, andere meststoffen en kunstmest, waarbij men rekening moet houden met de werkingscoëfficiënten van de verschillende meststoffen. In het systeem van werkzame stikstof zijn twee stikstof bemestingsnormen van toepassing: de totale stikstofnorm voor dierlijke mest en de stikstofnorm voor werkzame stikstof. Dit laat toe om, binnen de norm van de werkzame stikstof, hogere dosissen andere meststoffen met traagwerkende stikstof toe te dienen.

Werkzame stikstof is de hoeveelheid stikstof uit meststoffen, die het eerste jaar nuttig gebruikt kan worden door het gewas. Dit betekent dat er per mestsoort een werkingscoëfficiënt bestaat die de N-inhoud omrekent naar de hoeveelheid stikstof die voor de planten beschikbaar is. Zo hoef je als landbouwer niet alle toegediende stikstof mee te rekenen. De toegelaten stikstofnormen in dit systeem liggen lager maar het laat de landbouwer toe om de bemestingsbehoefte volledig in te vullen.

Lees ook deze brochure waar alles over werkzame stikstof wordt uitgelegd.

3. Boomkwekerijen: mogelijkheden om via meerjarig perspectief te bemesten

De bemestingsbalans wordt in MAP 5 vooral op bedrijfsniveau bekeken. Boomkwekers met meerjarige teelten hebben zo de mogelijkheid om hun bemesting in een meerjarig perspectief te bekijken.

4. Opslag op de kopakker

MAP V geeft aan dat de opslag van vaste dierlijke mest kan gebeuren op het perceel zelf waar moet uitgereden worden en op minimum 10 meter van waterlopen en minimum 100 meter van woningen, waarbij vaste dierlijke mest maximaal 2 maanden mag opgeslagen worden en niet in de periode 16/11 t/m 15/1. Voor de opslag van compost is er geen maximale duur of verbodsperiode van toepassing.

5.  Bemesting van de zwarte strook in de fruitteelt

Compost moet niet ondergewerkt worden en is dus perfect inzetbaar op de zwarte strook in de fruitteelt. Nieuw sinds MAP 5 is dat ook gedroogd digestaat en dikke fractie digestaat (vaste dierlijke of andere meststoffen arm aan ammoniakale stikstof) op de zwarte strook in de fruitteelt gebruikt mag worden zonder verplichting tot inwerken.

Voor de compostproducent

Het Mestdecreet noemt compost een ‘andere meststof’. ‘Andere meststoffen’ zijn alle meststoffen of producten die nutriënten bevatten, die niet beschouwd worden als dierlijke mest of als minerale meststoffen. In zowel groen- als gft-compost wordt geen dierlijke mest verwerkt en het zijn zeker geen kunstmeststoffen. Compostproducenten zijn ‘intermediairen’ in de mestwetgeving. MAP 5 beschouwt compost als traagwerkende meststoffen (attesten zijn niet langer nodig).

Elke producent of verdeler van ‘andere meststoffen’ die meer dan 300 kg fosfaat afzet op landbouwgronden in het Vlaamse Gewest moet de aangifte ‘andere meststoffen’ invullen. In alle soorten aangiftes draait het om twee parameters : de eenheden stikstof (N) en de eenheden fosfor (P2O5), dus ook in deze aangifte. Verder zijn het ondernemingsnummer, het uitbaters- en uitbatingsnummer, de code van de ‘andere meststof’ (zie tabel) en de totale productie (in ton), opslag en opslagcapaciteit (in m³) in te vullen. De aangifte moet ingediend zijn voor 15 februari.

Andere meststof Code Kg N per ton compost Kg P2O5 per ton compost
gft-compost 193 12 6
groencompost 194 7 3

 

Voor de vergister

Het mestdecreet deelt alle meststoffen in in 3 categoriën: dierlijke mest, andere meststof of kunstmest. Waar digestaat thuis hoort hangt af of er mest verwerkt is of dit. Digestaat met mest wordt als dierlijke mest beschouwd. Digestaat zonder mest is een andere meststof. Er is voor digestaat geen forfaitaire samenstelling vastgelegd. Iedere producent heeft een andere meststoffencode waaraan een N- en P-inhoud gekoppeld zijn.

Daarnaast deelt het mestdecreet ook alle meststoffen in in 3 types volgens de stikstof beschikbaarheid:

type 1: hieronder kunnen dikke fractie digestaat of gedroogd digestaat vallen: 30% werkzame stikstof 

type 2: vloeibare digestaat (andere dan spuistroom en effluent): 60% werkzame stikstof

type 3:  spuistroom en effluenten met 100% werkzame stikstof

 

De uitrijregeling onder het MAP V ziet er schematisch uit als volgt:

ur1

 

 

Links